Deze blog verscheen eerder in Nieuwsblad Transport: Europese terugkeer-eis ontbeert sancties
Een nieuwe loot aan de stam van het mobiliteitspakket trad in werking op 21 februari 2022. Het ging om nieuwe regels voor cabotage (de afkoelingsperiode) en de vestigingseis: de terugkeer naar huis-auto. Het "terugkeer naar huis"-voertuig stelt extra eisen aan bedrijven om aan te tonen dat ze echt gevestigd zijn in een lidstaat. Vervoersbedrijven moeten, overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening 2020/1055, hun wagenpark zo organiseren dat:
"de voertuigen waarover de onderneming beschikt en die voor internationaal vervoer worden gebruikt, ten minste binnen acht weken na vertrek uit de lidstaat terugkeren naar een van haar exploitatievestigingen in die lidstaat."
Als Europese verordening werken deze regels rechtstreeks, dus zonder aanvullende nationale wetgeving. Nu komt echter de crux, is overtreding van deze regel ook strafbaar? De Verordening bevat noch een strafbaarstelling noch een strafmaat. Het uitgangspunt van het recht van de Europese Unie is immers dat strafrechtelijke handhaving (nog steeds) is voorbehouden aan de individuele lidstaten. Het is daarom de bevoegdheid (en taak) van de nationale staat om te voorzien in wettelijke bepalingen over handhaving.
Wat nu als er een strafrechtelijke aanklacht wordt opgelegd voor het niet voldoen aan die norm voor voertuigen die naar huis terugkeren?
De fundamentele pijler van het strafrecht is dat geen enkele handeling strafbaar is tenzij op grond van een voorafgaande wettelijke strafbepaling. Dit is de essentie van het "legaliteitsbeginsel". De wetgever moet voldoende nauwkeurig bepalen welk gedrag strafbaar is, onder welke omstandigheden en wat de wettelijke sancties zijn. Pas na een dergelijke wettelijke verankering is een veroordeling mogelijk.
De meest voor de hand liggende wet in dat verband is natuurlijk de Wet wegvervoer goederen (hierna Wwg). Deze wet vormt de basis voor de eisen waaronder binnenlands vervoer kan plaatsvinden. In de brief van 24 januari 2022 ging de minister van Infrastructuur en Waterstaat in op de thuisbrengvoorziening. Aangekondigd werd dat Nederland "het pakket" volgens de gebruikelijke procedures zal implementeren. Daarnaast is tijdens de ministeriële vergadering van 18 februari 2022 de uitvoering van verordening 2020/1055 aan de orde geweest. Opgemerkt werd dat een aantal artikelen uit Verordening 2000/1055 aanpassing behoeft van onder andere de Wwg en de Wet op de economische delicten.
Tot op heden toont de herziening van de Wwg, die voor iedereen beschikbaar is, geen wijzigingen met betrekking tot het terugkeervoertuig.
Biedt deze wet - in haar huidige vorm - dan voldoende basis voor de thuisbrengnorm? Niet of onvoldoende. Artikel 2.2. Wwg geeft regels voor cabotage via de (in de Regeling Wwg genoemde) marktverordening. Cabotage is echter een wezenlijk ander begrip dan (het voldoen aan) vestigingsvoorwaarden. De minister noemt zelf ook expliciet cabotage naast het verplicht inleveren van het voertuig.
Hoe zit het dan met artikel 2.5 Wwg? Dat artikel verbiedt, kort gezegd, commercieel vervoer zonder een geldige communautaire vergunning die voor dat doel is afgegeven. Handelen in strijd met een vergunningsvoorwaarde kan toch niet betekenen dat de vergunning als zodanig niet is verleend? Dat zou een zeer merkwaardige en onhoudbare juridische redenering zijn.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de Nederlandse wetgever geen gelijke tred heeft gehouden met de inwerkingtreding van de thuisbrengvoorziening uit Verordening 2020/1055. Eerder zijn verschillende lidstaten berispt voor het niet tijdig opnemen van aanvullende bepalingen uit het Mobiliteitspakket. Ook Nederland behoort tot de "achterblijvers".
Voor Nederland gaat de thuisbrengnorm op dit moment dus niet gepaard met de invoering van een bijbehorende wettelijke strafbepaling. Concreet betekent dit dat overtreding van de thuisbrengnorm niet wettelijk strafbaar is. Ook kan er geen sanctie worden opgelegd voor het niet voldoen aan die norm.
De strafbaarstelling van de "terugkeer naar huis-voertuigregel" zal naar verwachting in de nabije toekomst in steeds meer lidstaten worden ingevoerd. Hoewel de kwestie van de daadwerkelijke handhaving weer van een heel andere orde is.
Wordt binnenkort ongetwijfeld vervolgd.